zondag 6 juli 2008

2. De heenreis

Na een dikke 12 uur in het vliegtuig, ziek van verwachting en het vliegtuigprakje, valt Bangkok als een zware, hete, stinkende, natte deken over ons heen.
Gelukkig weet ik al na enkele eerdere bezoeken dat we het van Bangkok niet moeten hebben.
Bangkok, de stad der engelen, is allang door God en z’n medewerkers verlaten en is ontdanks de vele uitbundig aanwezige boeddha’s en tempels een ware poel des verderfs.

We zien er gelukkig te bereisd uit om lastig gevallen te worden door zg. zakenmannen die voor de geloofwaardigheid opgesteld bij de tempels, verhalen over de unieke
‘grijp je kans om Thaise studenten te helpen en tegelijktijd zelf rijk te worden door gemstenen sieraden te kopen en die met grote winst in eigen land weer van de hand te doen’-kans; de grootst opgezette zwendel van het land, die menig onschuldig en goedgelovig toerist, zoals ik ooit was, al een poot uit heeft gerukt.
Ook ontkomen we aan de met date-rape drugs vergiftigde drankjes, die worden ingezet om toeristen volkomen beroofd, berooid, al hun bezittingen en een aantal illusie armer, voor dood achter te laten in stinkende steegjes, de dader een paspoort, wat cash en een creditkaart rijker, die weer verpatst gaat worden op de zwarte markt.
Als arme sloeber moet je wát om aan de kost te komen.


M'n lief kijkt z'n ogen uit en laaft zichzelf aan alle vrouwelijke aandacht en gekkigheid. De eindeloze stroom van nagellakkleurtjes taxi's, tuktuk's, riksja's, winkeltjes van allerhande, muziek die vanuit provisorisch opgezette tentjes de straten opeisen, kraampjes met fruit, gefrituurde krekels, spinnen, torren en wormen, ladyboys, massagesalons, ....Een tiepies aziatische stad.
Ik voel ik me echter moe en een beetje verloren in alle drukte en lawaai.
Ik zweet me een kriek en schone frisse lucht is hier net zo zeldzaam als uitlaatgassen gezond zijn.
Ook ben ik geprikkeld, maar heb niet door dat ’t vermoeidheid is. Ik stel me aan als een kleuter die geen ijsco meer krijgt omdat ie al tegen het plafond aan hangt van de suikerkick.

Halaluja dus voor de massagesalon!
Thailand staat wereldwijd bekend om z’n Thai-massage. Een techniek die z'n wortels heeft in drukpuntmassage en die je lichaam in alle bochten en kreukels duwt, om de in het leven opgelopen bochten en kreukels eruit te strijken.
Na een dik uur kreunen en gillen en zuchten en steunen ( ik wist niet dat m'n lichaam na al die jaren yoga en stretchen toch nog zo stijf kon zijn) en 4 euro lichter, slaat de jetlag bewust en genadeloos toe.
Ik wil eigenlijk helemaal niets anders dan slapen.
Wegwezen hier, zo snel mogelijk en slapen slapen slapen.

De nachttrein boeken dus naar onze eerste bestemming; een paradijselijk, nog onbedorven strand op een eiland in de golf van Thailand dat ik vier jaar geleden met tranen in m’n ogen en beloftes van snelle terugkomst, heb verlaten. Terug naar 'huis' is alles wat ik wil.
Ik probeer z'n best te genieten van de treinreis en verlang ernaar om door het geluid en beweging van de trein in slaap gewiegd te worden, maar ik word alleen maar misselijk deze keer. Misschien had ik dat voorgepelde fruit toch maar beter niet meer kunnen eten...

Na een slapeloze nacht uit de trein, in een bus en daarna op de boot. De misselijkheid komt in de bus tot een hoogtepunt alwaar ik in een van onderen lekkende plastieke tas probeer te kotsen. De bootreis brengt me enige verlichting; doordat het nu buiten net zo hard schommelt als in m’n buik, lijkt een en ander elkaar op te heffen. Het uitzicht is prachtig en we hebben een goeie plek weten te bemachtigen tussen de mix van bleke, beetje onzekere nieuwkomers en gebronsde, nonchalant geklede ervaringsdeskundige reizigers. De warme zonnestralen strelen m’n bleke winterhuidje terwijl de wind liegt over de temperatuur. Ontdanks het slappe toeristenbroodje, kom ik weer wat meer tot mezelf.
Na de boottrip nu enkel nog een taxirit over een rollercoasterweg door de bergen, met de toch wel zware tassen naar de pier, onderhandelen over de taxi-bootprijs om na een longtailboottripje gedropt te worden op mijn langgekoesterede wensstrand.
We zijn er!
Ik kan neervallen.

We nestelen ons in onze droombugalow en worden meteen vriendjes met onze medebewoners: de mieren die een snelweg hebben lopen langs de deurpost van de badkamer, de wel 40 cm lange gecko, die s'nachts z'n lied begint te zingen met z'n eigen naam als refrein, de dikke kont- mieren die als een ware antgine samenwerken om onze verspilde kruimels cocosnoot te vervoeren en de spin die meteen in onze tas z;n huis bouwt. Onze hangmat word uitgebreid getest, en de eerste douche onder de bananeboom is genomen. Zo, nu kunnen we om ons heen beginnen te kijken.
We leven in de coconugrove; een bos van cocospalmen, waar je uit moeten kijken dat je schedel niet open gespleten word door vallende cocosnoten. Deze zware noten zijn nl. Doodsoorzaak nr.1 hier in de jungle, apart van slangen- , schorpioenen-, of spinnenbeten.
Zoals wij de droomplaatjes kennen van een hangmat tussen de cocospalmen, is dus eigenlijk vragen om moeilijkheden, behalve als je de noten eerst naar beneden hebt gehaald of de bomen nadrukkelijk uit elkaar groeien.
En dat is makkelijker gezegt dan gedaan. De bomen worden tientallen meters hoog, met een dunne stam zonder zijtakken. Er schijnt hier een 2 -jarige opleiding cocosnoorplukker te bestaan, waar de studenten leren klimmen met alleen de hulp van een touw wat ze om de stam heenslaan, waarna ze zich als apen omhoogwerken.

Eigenlijk is het net als bij ons in een drukke stad een straat oversteken, alleen hier kijk je omhoog en zorg je dat je onder de bomen vandaan blijft ipv onder de auto's.

Horloges kunnen af, mobiele telefoons werken hier niet. Als het donker word, word het donker. No electricity.
Ons leven in de jungle is officieel begonnen...

Geen opmerkingen: